Alleen voor docenten

Taalprof Klas is een apart onderdeel van het Taalprof blog, naast het al bestaande Taalprof Plein. Het verschil is dat de berichten in Taalprof Klas alleen maar over grammatica in de klas gaan, en dat ook de discussie daartoe beperkt dient te blijven.

Taalprof Klas zal daartoe strenger worden gemodereerd. Reacties die niet over de klassenpraktijk gaan, zullen zonder verdere opgaaf van redenen worden verwijderd.

vrijdag 26 februari 2016

Een zinsdeel om te koesteren

Ik zat vandaag bij een college dat over didactiek ging. Op een gegeven moment ging het over de zes sleutelbegrippen voor een goed lesontwerp van Ebbens & Ettekoven, waarvan er een handelde over betekenisgeving. Natuurlijk werd hier het voorbeeld van het grammaticaonderwijs genoemd, dat wel tot de moeilijkste onderwerpen in dit verband zou behoren. Want grammaticaonderwijs, daar kunnen we met de beste wil van de wereld geen nut voor aantonen. Het is dat het zo stevig verankerd zit in ons gevoel van wat er toe doet, want anders was het allang afgeschaft.

Een van de studenten verwoordde het fijn door als voorbeeld te noemen dat je bij grammatica 'de beknopte bijvoeglijke bijzin' moest uitleggen, en dat je dan absoluut geen idee zou hebben hoe je daar betekenis aan zou kunnen geven.

De beknopte bijvoeglijke bijzin, ja dat is wat. Bij nader inzien kon niemand daar zo gauw een voorbeeld van geven, dus het was een uit de lucht gegrepen en ter plekke op goed geluk in elkaar geknutselde term. Iedereen keek naar de taalprof voor een voorbeeld (een pen om te schrijven, wist ik gelukkig meteen). Maar goed, volslagen zinloos, daar was iedereen het over eens.

Even later ging het om het ontwerpen van onderzoekend leren, en de docent vroeg een voorbeeld. Ik had mijn mond al open, maar hij onderbrak me en zei "niet de beknopte bijvoeglijke bijzin." Hé, da's nou jammer.

Wie trouwens de beknopte bijvoeglijke bijzin op taaladvies.net opzoekt, stuit alleen op de onzinnige en onware uitspraak dat een beknopte bijvoeglijke bijzin altijd door een komma voorafgegaan wordt. Blijkbaar hebben ze bij taaladvies.net het idee dat een beknopte bijvoeglijke bijzin altijd als kern een voltooid deelwoord heeft, als in een boek, gekocht in de winkel. Maar de beknopte bijvoeglijke bijzin met om is natuurlijk veel gewoner. En daar zou ik bijna nooit een komma bij zetten.

Maar goed, de beknopte bijvoeglijke bijzin, kun je daar iets mee, qua onderzoekend leren? Nou ja, ik denk het wel. Het lijkt me een zeer geschikt onderwerp om leerlingen erachter te laten komen hoe fraai en onverwachts de taal soms in elkaar zit.

Zo zou je kunnen beginnen door leerlingen het volgende probleem voor te leggen: neem de drie woordgroepen een boek om te lezen, een boek om in te bladeren en een boek om te verslinden. Welk van deze drie hoort dan niet in het rijtje? En waarom natuurlijk.

Het zijn alledrie beknopte bijvoeglijke bijzinnen, dat is duidelijk. De zinnen vormen een bepaling bij een boek, en ze hebben alledrie de vorm van een beknopte bijzin (voegwoord om, geen onderwerp, geen persoonsvorm). In de tweede staat een voorzetsel in, en in de andere twee niet. Maar wacht: in de eerste zou je ook in kunnen toevoegen en in de derde niet.

Is dat wel een voorzetsel, in? Een voorzetsel staat toch altijd ergens vóór? Of ergens achter, zoals de garage in. Maar hier staat in helemaal in zijn eentje. Hoe kan dat? Is daar soms iets weggevallen? Als je naar de betekenis kijkt dan gaat het erom dat je in dat boek bladert. Om in te bladeren betekent iets als Om in dat boek te bladeren. Hé, maar dat is eigenlijk ook het geval bij die andere twee zinnen, want bij om te lezen gaat het ook om dat boek dat je kunt lezen, en bij om te verslinden moet ook het boek verslonden worden.

Die beknopte bijvoeglijke bijzin met om is dus best wel een raar geval: er is een zinsdeel in weggelaten dat qua betekenis samenvalt met het antecedent, het woord waar de bijvoeglijke bijzin op aansluit. In een normale bijvoeglijke bijzin heb je dat eigenlijk ook wel, maar daar is dat weggevallen zinsdeel vervangen door een betrekkelijk voornaamwoord: een boek dat je kunt lezen, een boek waar je in kunt bladeren, een boek dat je kunt verslinden.

Nu is ook duidelijk wat voor betekenis er allemaal in die beknopte bijvoeglijke bijzin zit: het betrekkelijk voornaamwoord is weggelaten, het onderwerp is weggelaten (hier zou je het met je kunnen invullen, maar ik zou ook kunnen, of we), en er is een modaal hulpwerkwoord weggelaten (kunnen of moeten). En dat allemaal in die kleine beknopte bijzin! Lekker efficiënte constructie is dat!

Hoe weten we eigenlijk zeker dat er een betrekkelijk voornaamwoord is weggelaten? Kijk daarvoor naar het verschil tussen een boek om in te bladeren en de andere twee. Bij de gewone bijzin krijg je hier niet dat, maar waar. Hoe weet ik dat? Wel, kijk maar wat er gebeurt als je een voorzetsel als met of tot gebruikt. Dan krijg je een pen om mee te schrijven, of een stelling om je toe te beperken. Met andere woorden, je krijgt de vormen mee en toe (en niet met of tot), en die vormen zijn beperkt tot combinaties met woordjes als er of waar. Er is in die zinnen dus een woordje er of waar weggevallen.

Interessante constructie, die beknopte bijvoeglijke bijzin! Waarom leren we daar niks over op school? Omdat we ons beperken tot zinloze ontleding, zonder een bewustzijn van wat er nou zo mooi of speciaal aan zo'n taalvorm is. Omdat we ervan uitgaan dat al die taalbeschouwing geen enkel doel dient, terwijl vaak juist de minst nuttige zaken in het leven het leukste zijn om je mee bezig te houden. Dan maar geen betekenisgeving.






3 opmerkingen:

  1. Een mooi besluit. Alleen zeg ik altijd: deze vorm van taalbeschouwing dient wel tot een betekenisvol doel: ervaren hoe leuk en looi de taal is die we voortdurend gebruiken zonder ons daar bewust van te zijn. Dat heeft wel zin. De schoolse ontleding niet.

    BeantwoordenVerwijderen