Afgelopen week was ik met een aantal docenten* in gesprek over onze in snel tempo aan populariteit winnende activerende grammaticadidactiek, en we hadden het over onderwerpen die we nog niet afgedekt hadden. Een van die onderwerpen was: de bijwoordelijke bepaling.
"De bijwoordelijke bepaling is het afvoerputje van de ontleding," merkte een van ons op. "Leerlingen benoemen een zinsdeel als bijwoordelijke bepaling als het niks anders kan zijn." Ja dat klopt wel. Maar dat zou je in een didactiek toch graag anders zien. Want wat is eigenlijk een bijwoordelijke bepaling?