Geen constructie heeft het in het onderwijs zo te verduren als de lijdende vorm. Wordt hij in het schrijfonderwijs niet verketterd door de stijlmeesters, dan klagen docenten wel dat hij zo lastig uit te leggen is, en dat de leerlingen nooit helemaal begrijpen waar het over gaat. In veel gevallen blijft de uitleg beperkt tot een paar aansprekende voorbeelden (Jan kust Marie en Marie wordt door Jan gekust), waaruit leerlingen dan zelf moeten afleiden wat het verschil is. Tot overmaat van ramp krijgt de leerling instructie om een gewone zin in een lijdende vorm om te zetten, wat dan weer in het schrijfonderwijs afgeraden wordt, pardon, wat docenten in het schrijfonderwijs dan weer afraden, dus de leerling zal het idee krijgen: waarom moet ik dit kunnen als ik het toch nooit moet doen?
Geen van de mij bekende methodes gaat in op wat de lijdende vorm nou eigenlijk is. Misschien zijn er enkele verdwaalde docenten die dat heel goed uitleggen, maar het is in elk geval geen staande praktijk. Maar wat is de lijdende vorm dan eigenlijk? Daarover heeft de moderne taalkunde ons vrij veel inzicht opgeleverd, dat vrijwel niet tot het klaslokaal is doorgedrongen. Het belangrijkste inzicht is: de lijdende vorm bestaat eigenlijk niet.